Verder Bladeren
Naar Top
Terug Bladeren
 
 
 

N1. Maken vluchtwegen (gangen en trappen) deel uit van het toepassingsgebied?

Ja, vluchtwegen zoals gangen, trappen, … maken binnen deze regelgeving integraal deel uit van de publiek toegankelijke delen van een gebouw.

Indien een gebouw valt onder de toepassing van de verordening wordt voor deze delen dan ook geen uitzondering gemaakt en moeten zij minimaal voldoen aan de normbepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van de verordening.

Vluchttrappen zijn in noodsituaties, wanneer de lift vaak niet gebruikt kan worden, van essentieel belang.

 
 
 

N2. Zijn verdreven trappen of treden toegelaten?

Indien een gebouw valt onder de toepassing van de verordening zullen ook de trappen moeten voldoen aan de bepalingen.

Verdreven treden, die voldoen aan de bepalingen van de op- en aantrede zoals opgenomen in art. 20 kunnen niet uitgesloten worden. Volgen we de ‘geest van de wet’, dan is het steeds wenselijk een trap van het rechte type te plaatsen. Vooral de zinsnede uit de tekst ‘.. een zo gelijkvormig mogelijke op- en aantrede…’ (art. 20, §3) geeft dit weer.

Bij een goede verdreven trap (zoals de regels der kunst weergeven) kan je bezwaarlijk zeggen dat er gestreefd wordt naar gelijkvormigheid (aantrede) gezien het merendeel van de treden allen verschillend van vorm zijn.
Hoewel het verdrijven van treden steeds het doel heeft een goede beloopbaarheid te realiseren (vaak voor private trappen), geeft hij echter geen goed antwoord op het toegankelijkheidsaspect en de veiligheid van trappen voor publieke gebouwen.
Bij het belopen van een verdreven trap, zeker bij dubbele of kruisende passage, krijgen gebruikers geen evenwaardige loopzone (beperkte aantrede) ter beschikking en ontstaan moeilijke en vaak gevaarlijke situaties.

Om deze reden wordt dan ook steeds vanuit toegankelijkheidsoogpunt aangeraden verdreven trappen en treden te vermijden. Zeker binnen nieuwbouwsituaties kan dit vanaf de start opgenomen worden.

Dit principe kan echter in een algemene regelgeving niet ‘integraal afgedwongen’ worden gezien steeds rekening gehouden moet worden met een algemeen kader waarbij zowel nieuwbouw, verbouwen, herbouw … opgenomen is. Daarnaast zal je in heel wat documenten m.b.t. trappen en toegankelijkheid steeds naar voor zien komen dat het verdrijven geen goede optie is.

 
 
 

N3. Hoe moeten de normen toegepast worden voor gesloten traphallen?

Een gesloten trappenhal is een volledig door wanden omsloten ruimte waarin enkel de trap aanwezig is. In heel wat gebouwen vormt zij een koker waarin de trap meerdere verdiepingen met elkaar verbindt.

Toegang tot de trappenhal:

Voor de toegangsdeuren tot de trappenhallen is enkel de vrije doorgangsbreedte – en hoogte vastgelegd. Aan de deur moet geen vrije draairuimte en zijdelingse opstelruimte voorzien worden.

Trappen in de trappenhal:

De trappen in de trappenhal moeten aan dezelfde normen voldoen als alle andere trappen (art. 20). De vrije breedte, eventueel de aanwezigheid van een tussenbordes, de verhouding van de treden en de leuningen moeten voldoen.

Enkel voor meergezinswoningen, kamerwoningen, studentenhuizen en studentengemeenschapshuizen is er een uitzondering en worden er geen normen voor de trap opgelegd, op voorwaarde dat er een toegankelijke lift aanwezig is.

Leuningen in de trappenhal:

Het doorlopen van de leuningen aan het begin en einde van de trap over 40cm zorgt in trappenhallen - die over meerder verdiepingen doorlopen en bordestrappen hebben - vaak voor verwarring. Hoe moeten deze concreet uitgevoerd worden? Basisprincipes zijn steeds:

  • Buitenzijde bordestrap: aan de start/ einde van de trap loopt de leuning min. 40cm door. In een optimale situatie loopt ze verder door tot aan de toegangsdeur tot de traphal
  • Binnenzijde bordestrap: loopt continu door over de verschillende verdiepingen

De plaatsing van de leuningen in een trappenhal

 
 
 

N4. Type 2 zoals omschreven in de EN81-70, wat betekent dit?

De EN 81-70 is een Europese norm met richtlijnen voor liften en hun uitrusting ten aanzien van personen met een beperking. Het is een directe referentie naar bouwnormen die criteria opleggen om gelijkheid naar uitvoering te bekomen.

 In deze norm wordt aan de hand van ‘types’ vastgelegd voor welk type gebruiker een lift bruikbaar is. Lift Type 2 verwijst naar een rolstoeltoegankelijke lift met minimale kooiafmetingen van 140x110cm. Deze lift is bruikbaar voor een rolstoelgebruiker met een begeleider (achter de rolstoel geplaatst).

Verwijzen naar deze norm in bijvoorbeeld plannen, offertes of bestekteksten is ten zeerste aan te raden. Zowel leveranciers, constructeurs en installateurs zijn vragende partij zodat duidelijk is ze welke zaken ze moeten leveren en plaatsen.

Let wel, moet het gebouw voldoen aan de normbepalingen van de Vlaamse Regelgeving toegankelijkheid, dan is enkel verwijzen naar deze EN 81-70 niet voldoende. Ook de hoogte van de liftdeur, de niveauverschillen bij de instap... zijn van belang en zijn niet volledig opgenomen in de Europese norm (o.a. toepassing van art. 22 tot en met 26 van de verordening).

 
 
 

N5. Is een dubbele leuning verplicht bij een trap of een helling?

Bij een trap moet altijd aan beiden zijden een leuning aangebracht worden. Dit is ook zo voor een helling die een niveauverschil van meer dan 25 cm overbrugt.

Deze leuning op 2 hoogten aanbrengen, is niet verplicht door de verordening. Toch raden we dit aan voor publieke gebouwen waar er een diversiteit aan personen (volwassenen, kinderen, personen met kleiner gestalte, grotere personen, personen met een hulpmiddel …) komen. Zo kan iedereen de leuning kiezen met een hoogte die aansluit op zijn of haar gestalte en het meeste steun biedt.

 
 
 

N6. Moeten de trappen voldoen als er een lift is?

In elk publiek toegankelijk gebouw dat onder de toepassing van de verordening valt en waar een trap en een lift aanwezig is, moeten beide bouwelementen voldoen aan de normbepalingen. 

Hierop is één uitzondering gemaakt. Enkel bij gebouwen uit art. 5, eerste en tweede lid, geldt dit niet. Bij meergezinswoningen, kamerwoningen, studentenhuizen en studentengemeenschapshuizen moet de trap niet voldoen aan de normen van art. 20 als er een lift is die voldoet aan de bepalingen van art. 21 van de verordening.

 
 
 

N7. Mogen hellingen met verschillende hellingspercentages worden toegepast?

Hoewel we dit niet standaard aanraden, mag dit wel.
De verordening laat toe, om bij een helling die bestaat uit verschillende delen, het hellingspercentage van elk deel apart te bekijken. Dit om rekening te houden met bepaalde percelen waar er minder ruimte beschikbaar is. Hou er wel rekening mee dat er een bordes aanwezig moet zijn tussen elk deel met een ander hellingspercentage en dat  elk deel max. 10m lang mag zijn.

Hoewel dit wettelijk mag, is het steeds de beste oplossing om te kiezen voor één hellingspercentage om het volledige niveauverschil te overbruggen. Dit zorgt namelijk voor een gelijkmatige verdeling van de inspanningen die je moet doen om een helling te nemen.
 

Om een helling te overbruggen overloop je best dit stappenplan: 

Stappenplan hoe je hellingen moet overbruggen.

 

Lees in artikel 19 de normen voor hellingen.