Om activiteiten te kunnen uitoefenen, is ‘zich verplaatsen’ of circuleren noodzakelijk. We doen het dagelijks. Zowel thuis als elders maken we gebruik van routes of looplijnen om ons een weg te banen doorheen de ruimte rondom ons. Een logische, obstakelvrije (loop)route moet altijd het uitgangspunt zijn.
De (loop)route is de weg die we afleggen van punt A naar punt B. Die route bestaat uit een opeenvolging van plaatsen of ruimten die we doorkruisen om ons doel te bereiken: van thuis naar onze bestemming, van de parkeerplaats of de halte openbaar vervoer naar de toegang, van de inkomhal naar de ontvangstbalie, naar een kantoor, enzovoort.
Op onze (loop)route kunnen we ons zowel horizontaal (op één niveau) als verticaal (van het ene niveau naar het andere) verplaatsen.
Op onze (loop)route maken we gebruik van verschillende elementen om ons doel te bereiken, zoals toegangspaden, binnenroutes, toegangsdeuren en sassen.
Ook niveauverschillen, door trappen of hellingen, kunnen voorkomen op onze (loop)route.
Voor blinden en slechtzienden is een logische uitwerking van (loop)routes zeer belangrijk. Naast de vormgeving en het garanderen van een minimum aan obstakels, is een goede geleiding cruciaal.
Lees de aanbevelingen voor niveauverschillen.