Verder Bladeren
Naar Top
Terug Bladeren
 
 
 

Trap in een notendop

Aanbevelingen:

Een trap heeft als doel verschillende niveaus of verdiepingen met elkaar te verbinden. Een niveauverschil tot 18cm noemen we één trede. Trappen ontstaan vanaf het moment dat meerdere treden elkaar opvolgen.

  • Bij niveauverschillen > 18cm voorzie je een combinatie van gebruiksmogelijkheden, zoals vb:
    • helling en trap
    • trap en lift
    • lift en helling (minder evidente toepassing)
  • Bij voorkeur een rechte steektrap met gesloten treden zonder overstekende neus
  • Vrije breedte tussen de leuningen minimum 100cm, optimaal 120cm of meer
  • Vrije hoogte van minimum 230cm boven de tredeneuzen
  • Tussenbordes:
    • optimaal na maximaal 10 à 12 treden
    • bij richtingsveranderingen
  • Treden:
    • Optrede: 18cm
    • Aantrede: 23cm
    • Trapformule: 2 X O + A = 57 à 63cm
    • Welhoek: maximaal 15°
  • Contrastmarkering op elke eerste en laatste trede van de trap en op de eerst en laatste trede van de tussenbordessen
  • Steeds randen en leuningen

Regelgeving:

Art. 20 van de ‘Stedenbouwkundige Verordening betreffende Toegankelijkheid’ heeft betrekking op trappen.

Lees artikels 20

 
 
 

Traphallen organiseren

Een goede locatie van de trap is essentieel. Steeds centraal gelegen in het gebouw of in de ruimte, goed herkenbaar en liefst kortbij de lift of helling gesitueerd.

Goede trap met een leuning op twee hoogten

Functies en hun gebruiksruimten kortbij de trap moeten hierop aansluiten. De gebruiksruimte van deze functies mag deze van de trap niet hinderen.

Boven- en onderaan de trap is er voldoende ruimte om te circuleren zodat er geen versperringen ontstaan.

Plaats trappen ook niet in dode, onvindbare hoeken of moeilijk lokaliseerbare plekken in het gebouw. Het gebruik van de trap structureert namelijk ook de ruimte er omheen!

In veel gebouwen komen trappen uit in hallen. Let bij het samenkomen van verschillende richtingen, horizontale en verticale passage of doorstroom op een goede organisatie van het knooppunt. Dit wil zeggen dat er een goede zichtbaarheid is vanaf de trap naar de gangen en dat er een ruimte is om even uit te rusten of andere personen te laten passeren.

 
 
 

Type van trap

Gebruik bij voorkeur een rechte steektrap. Door de eenvormigheid, duidelijke en goede looplijn zorgen ze voor een veilig en comfortabel gebruik.

Vermijd draaitrappen. Deze zijn soms gevaarlijk voor een gebruiker en assistentiehonden kunnen ze moeilijk belopen.

Trappen met open treden worden als onveilig ervaren door bijvoorbeeld kinderen en personen met een visuele beperking. Open traptreden maken het moeilijk om de juiste afstand in te schatten; de optrede vormt voor hen een leidraad.

Trappen met gesloten treden zorgen voor een grotere veiligheid omdat je voet niet tussen de treden door kan schieten.

Bij grotere hoogteoverbruggingen door een trap wordt deze trap best opgedeeld in verschillende trapdelen. Zorg voor een gelijkmatige verdeling van het aantal treden en voorzie na elke serie van 12 opeenvolgende treden een rustpunt (bordes).

Trap met goede contrastmarkering op de treden

In gebouwen zoals stationsgebouwen, ondergrondse metrohalten en luchthavens worden trappen steeds uitgevoerd met waarschuwingsmarkeringen en een kunstmatige geleiding zodat zij geen valkuil vormen voor blinden en slechtzienden.

Lees de aanbevelingen voor geleiding.

 
 
 

Maatvoering van trappen

De maatvoering van trappen wordt best afgestemd op de omringende looproute(s). dit betekent bijvoorbeeld dezelfde vrije breedte, hetzelfde materiaal, enzovoort. Dit zorgt voor een vlotte doorgang.

Hoofdtrappen en centrale trappen in een gebouw vragen een goede vrije doorgang. Een vrije breedte van minimum 100cm is de basis. De voorkeur gaat uit naar breedtes van 120cm. Deze laten een dubbele passage of het beperkt kruisen van personen in twee richtingen beter toe. Zo kan men ook op een ergonomische manier hulp verlenen bij kinderen of personen die niet zo vlot kunnen trappenlopen.

Zeer brede trappenpartijen kunnen aangevuld worden met extra leuningen of randen. Let op een goede organisatie van de minimale vrije doorgang (bijvoorbeeld wanneer de trap in twee gedeeld wordt) en respecteer de principes van leuningen en randen voor de uitvoering ervan.

De vrije breedte moet gemeten worden tussen de afwerkingselementen van de trap, dus tussen de leuningen of eventuele plinten of randen.

Vrije doorgangsbreedte trap

 

 

 

 

 

 

 

De diepte van een bordes is minimum 100cm. Optimaal is een bordes minimum 120cm en opgenomen in de trapformule zodat onze stap niet gehinderd wordt.  Ook hier geld dat er op het bordes een minimale vrije zone is waarop twee personen kunnen rusten.

Lees de aanbevelingen voor randen en leuningen.

 
 
 

Maatvoering en vormgeving van treden

De vormgeving van trappen is belangrijk voor het ergonomisch comfort bij het gebruiken van de trap of het stappen op de trap. De vormgeving van de trede bevordert een goede stapbeweging op de trap.

De voet moet goed kunnen steunen op de trede en mag tijdens het stappen niet blijven haken achter de trapneuzen. De toepassing van de trapformule of stapmodulus zorgt ervoor dat ons stapritme continue blijft.

De goede verhouding tussen aantrede en optrede helpt ons een natuurlijk ritme aan te houden en zorgt ervoor dat een gemiddelde ontstaat. Hierdoor ondervinden ook kleinere personen of kinderen geen knelpunten omdat ze de voet te hoog zouden moeten plaatsen.

Tekening op- en aantrede

 

 

 

 

 

Treden worden voorzien zonder tredeneus. Door de stootborden van de treden hellend te plaatsen (welhoek) wordt de ruimte gegeven die anders ontstaat door de tredeneus, maar zonder val- of struikelgevaar.

Luie treden kunnen uitzonderlijk toegepast worden zolang ze de goede verhouding (en de gelijkvormigheid van de treden respecteren.

Met een ‘goede verhouding’ bedoelen we dat de aantrede een veelvoud is van de trapformule, dus een veelvoud van een getal tussen 57cm en 63cm.

Om onze stap goed te zetten, is ook een goede looplijn van belang. Vooral bij dubbele passages of waar personen elkaar kunnen kruisen, vormen verdreven treden problemen op vlak van veiligheid. Ze zijn daarom steeds af te raden.

 
 
 

Contrastwerking en afwerking

Bij een goede trap is de vormgeving én de afwerking van belang.

Goede antislipmaterialen op de treden zijn aangeraden, afgestemd op het gebruik en de ligging van de trap (buiten- of binnentrap, in een natte ruimte, verdiepingoverbruggend, enzovoort).

Trap met goede leuning op twee hoogten en antislip.

Ook een goed contrast met de omgeving (met de wanden en plafonds) is gewenst. De trap kan bijvoorbeeld in hetzelfde materiaal of in dezelfde kleur als de looproute uitgevoerd worden, zodat de looproute visueel verder gezet wordt.

Contrastwerking en contrastmarkeringen van het oppervlak van de treden en door middel van contrasterende strips zorgen ervoor dat de diepte van de treden beter ingeschat kan worden.

Op plaatsen waar de lichten gedoofd worden of duisternis gevraagd is, moet men steeds contrasterende waarschuwingsstrips of -stroken aanbrengen. Verlichting of fluorescerende stroken op de traptreden, zoals in bioscoopzalen of musea verhogen de veiligheid voor iedereen.

Belangrijk is dat de markering ononderbroken doorloopt over de volledige breedte van de trede. Voorzie steeds markeringen ter hoogte van de onderste en bovenste trede en op de bordessen. Zo kunnen het verloop van de trap, het bereiken van een tussenbordes of de aankomst in een gang of ruimte beter ingeschat kan worden.

Zeker bij roltrappen of rolpaden verschaft contrastmarkering meer duidelijkheid met betrekking tot de precieze trede of de loopzone en waar men moet opstappen.

Gebruik van contrast beperkt zich niet tot de treden. Een contrasterende trapleuning bevordert eveneens de zichtbaarheid.

 
 
 

Trap in beeld