In het eerste lid van dit artikel wordt de term “groepswoningbouw” geschrapt. Deze term werd hier aanvankelijk geïntroduceerd, enkel met de bedoeling te vermijden dat bouwheren aan de regeling zouden trachten te ontsnappen door meergezinswoningen op te splitsen. Men zou het zelfde aantal wooneenheden verspreid over hetzelfde aantal niveaus ook in 2 afzonderlijk tegen elkaar gelegen gebouwen met elk een aparte inkom, kunnen realiseren en zo 2 meergezinswoningen van beperktere omvang hebben, die elk apart niet voldoen aan de minimale voorwaarden van het toepassingsgebied, doch samen wel hieraan zouden voldoen.
De term ‘groepswoningbouw’ liet toe deze niveaus en wooneenheden toch samen te tellen, zelfs al waren ze verspreid over verschillende gebouwen. Het had evenwel ook het ongewenste effect dat eveneens kleinere gebouwtjes, die deel uitmaakten van een groter geheel, met maar 2 verdiepingen ook al verplicht waren een lift te voorzien.
Thans wordt uitdrukkelijk bepaald dat verschillende gebouwen, die fysiek één geheel vormen toch samen geteld worden voor het berekenen van het aantal wooneenheden, maar dat enkel voor die delen, die toegangsdeuren hebben tot meer dan twee niveaus, de bepalingen van de verordening moeten nageleefd worden. Het gelijkvloers moet wel altijd voldoen.
Er wordt daarnaast in datzelfde eerste lid verduidelijkt dat de normen enkel van toepassing zijn op de publieke zijde van de toegangsdeuren tot de wooneenheden en niet op de zijde van de deur die grenst aan de binnenkant van het appartement. Dit is meer conform de oorspronkelijke bedoeling. Men heeft immers nooit willen ingrijpen in het private gedeelte van dergelijke wooneenheden. Dezelfde wijziging wordt doorgevoerd in het tweede lid.
Omdat het niet consistent gebruik van de termen “kamers” en “wooneenheden” voor onduidelijkheid zorgde, wordt met dit artikel voor wat betreft kamerwoningen, studentenhuizen of studentengemeenschapshuizen elke verwijzing naar “wooneenheden” verwijderd en vervangen door een verwijzing naar “kamers”, gezien deze gebouwen, per definitie, enkel samengesteld kunnen zijn uit “kamers” en wordt voor wat betreft gezondheidsinstellingen en welzijnsinstellingen elke verwijzing naar “kamers” opengetrokken naar “kamers of wooneenheden”, gezien voor dergelijke instellingen beide woonvormen mogelijk zijn.
Daarenboven wordt verduidelijkt dat dit artikel enkel van toepassing is op gezondheidsinstellingen en welzijnsinstellingen met kamers of wooneenheden. Bij gezondheidsinstellingen en welzijnsinstellingen zonder kamers of wooneenheden, zoals bv. OCMW’s, is de algemene regeling van artikel 3 van toepassing. Indien immers enkel artikel 5 van toepassing zou zijn, zouden deze gebouwen, helemaal niet toegankelijk moeten zijn gezien artikel 5 helemaal opgebouwd is rond het aantal kamers/wooneenheden dat een dergelijke instelling heeft. De verordening blijft bij deze gebouwen zowel op de publieke als op de private zijde van de toegangsdeuren tot de kamers of wooneenheden van toepassing. Op dit punt wijzigt de verordening thans niet ten opzichte van vroeger. Daarenboven dient er op gewezen dat het privatieve karakter van kamers of wooneenheden binnen deze inrichtingen zeer relatief is, gezien het grote verloop dat deze kenmerkt.
Voor de gebouwen beschreven in art. 5 is er een overgangsbepaling van kracht (art.35/1).
Lees meer over deze overgangsbepaling>>