Men kan pas spreken van een integraal toegankelijk gebouw als ook de meubels en andere inrichtingselementen een goed gebruikscomfort hebben.
Hoewel de concrete afwerking (waaronder meubilair) pas in een latere fase van het bouwen gedefinieerd wordt, is het belangrijk om de gebruiksruimte van meubels structureel mee op te nemen vanaf de ontwerpfase.
Beslissen hoe groot een ruimte of lokaal moet zijn, is afhankelijk van de functie en onrechtstreeks dus ook van het gebruik van het meubilair.
Rond meubels is gebruiksruimte vereist (draai- en keerruimte), bijvoorbeeld om een stoel vast te nemen of onder de tafel uit te schuiven, om rechtsomkeer te maken of om van richting te veranderen aan een tafel.
Dragen we spullen of maken we gebruik van een hulpmiddel, dan hebben we meer ruimte nodig om tussen meubels door te manoeuvreren of rond tentoonstellingskasten heen te lopen.
Manoeuvreren moet mogelijk zijn
De manoeuvreerruimte tussen meubels laat toe dat ook personen met een hulpmiddel gemakkelijk kunnen draaien en van richting veranderen.
Deze manoeuvreerruimte (waaronder vrije draairuimte voor een rolstoelgebruiker) hoeft niet ter hoogte van elk inrichtings- of bedieningselement voorzien te worden, maar wel minimaal op één plek in de ruimte.
In grotere ruimten zoals tentoonstellingsruimten, waar we meer rondlopen en interactieve handelingen uitvoeren, is het aangewezen om regelmatig een grotere draai- of keerruimte vrij te houden tussen de inrichtingselementen in.
Lees de aanbevelingen voor (loop)routes.